Hangzucht

Locatie

Noardeast Frylân & Waadhoeke

Opdrachtgever

Datum

Januari 2021

In samenwerking met

In 2006 begon ik mijn architectenbureau in de extra slaapkamer van mijn flatje. Na wat werkervaring te hebben opgedaan bij een middelgroot architectenbureau in Zwolle, wilde ik het anders doen. Bij dit bureau moest ik huizen ontwerpen op plekken die ik nooit te zien kreeg en voor mensen die ik nooit te spreken kreeg. Dat voelde niet goed en versterkte mijn idealistische kijk op architectuur. Ik vond dat elk bouwwerk moet aansluiten op zijn omgeving en een (persoonlijke) belevenis op zich mag zijn. Deze uitgesproken ambitie heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik veel openbare werken heb mogen ontwerpen. Bouwwerken voornamelijk gebouwd in staal, beton en baksteen omdat de werken, naar de wens van de opdrachtgever, vooral hufterproof moeten zijn.

Blijkbaar vinden we het in Nederland heel normaal dat alles in de openbare ruimte bestand moet zijn tegen vandalisme. Bij elke opgave vraag ik me altijd af: wie zijn die vandalen en waar komt toch die drang om te vernielen vandaan? Vaak krijg ik te horen dat het gaat om de lokale hangjeugd. Maar ik heb ze in al die jaren nog nooit kunnen ontmoeten. Terwijl het uitgangspunt hufterproof er wel voor kan zorgen dat de inrichtingen en bouwsels killer en onpersoonlijker worden. Daarnaast is hufterproof bouwen dusdanig duurder waardoor er minder schuilplekken, minder rustpunten en minder voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Tenslotte rijst de vraag: zorgt hufterproof bouwen juist voor minder betrokkenheid?

De noodzaak voor een ontwerpend onderzoek naar de invloed van hangjongeren op de inrichting van de openbare ruimte wordt gedurende de lockdown tijdens de covid pandemie weer eens bevestigd. Elke week staat de krant vol met artikelen over de vernielzucht van deze vaak anonieme groep. Niet alleen in de stad maar ook op het platteland. Vogelkijkhutten worden in brand gestoken, natuurgebieden gaan dicht en bankjes worden verwijderd. In de afgelopen jaren is er gezocht naar een oplossing voor dit probleem in de vorm van het aanbieden van hangplekken, de zogenaamde JOP’s; JongerenOntmoetingsPlaatsen of MOP’s; MobieleOntmoetinsPlaatsen. Een door de markt aangeboden anonieme stalencontainer. Mijns inziens liefdeloze plekken die juist vragen om vernield te worden. Vandaag de vraag; is dit de juiste aanpak?

De angst dat een ontwerp in de openbare ruimte uiteindelijk een hangplek wordt en vernield gaat worden speelt bij het ontwerpproces een enorme rol. De vraag ontstaat: Waarom zou een plek of object geen hangplek mogen zijn? En waarom moet een plek of een object daarna vervolgens vernield worden? Als schuldigen worden vaak de jongeren aangewezen. Maar waarom zouden die jongeren het willen vernielen? Of moeten we niet juist specifiek voor hen een plek ontwerpen en bouwen om te zorgen dat ze zich juist meer betrokken voelen bij de samenleving? Door middel van het project ‘Hangzucht’ probeer ik antwoord te vinden op deze vragen. Het doel van het project is inzicht krijgen in de beleving van hangplekken op het platteland, en hoe je met ruimtelijke ingrepen de beleving van hangplekken kunt beïnvloeden.